Binden en ontbinden

Mattheüs 18:18  Voorwaar, Ik zeg u, al wat gij op aarde bindt, zal gebonden zijn in de hemel, en al wat gij op aarde ontbindt, zal ontbonden zijn in de hemel.

De uitdrukking ‘binden en ontbinden’  was een vaste uitdrukking die in Israël o.a. bij rechtszittingen werd gebezigd.

In de periode voordat de gemeente was ontstaan, was niet iedereen gemachtigd om dingen te binden of te ontbinden. Priesters en profeten en leden van de Joodse Hoge Raad bezaten dat gezag, maar gewone burgers niet.

Het Sanhedrin

Toen er rond het begin van de jaartelling al 400 jaar geen profeten meer waren geweest in Israël, kwam het geestelijke gezag uiteindelijk in handen van Farizeeën, Sadduceeën en priesters. Leiders uit deze groepen vormden samen een zogenaamde ‘Hoge Raad’, die ook wel het ‘Sanhedrin’, of kortweg ‘de Raad’ wordt genoemd (Mattheüs 5:22, Handelingen 6:12). Deze raad bestond uit 71 vooraanstaande figuren die door handoplegging waren gewijd. Deze handoplegging was bedoeld als autorisatie en wordt tot op de dag van vandaag ‘Smicha’ (סמיכה) genoemd.

Daarnaast was er in iedere stad ten behoeve van de rechtspraak een Joodse raad van 23 rechters1. Het Sanhedrin bestond uit een hogepriester samen met een 70-hoofdige groep leiders, die uit oud-hogepriesters, Farizeeën, Sadduceeën en andere geestelijke leiders bestond. Het Sanhedrin of Hoge Raad is rond twee eeuwen voor het begin van de jaartelling ontstaan, in navolging van Mozes en de 70 oudsten in Deuteronomium 17:8-112. De leden van het Sanhedrin werden vaak aangesproken met de titel Rabbi (Mattheüs 23:7,8)3.

Nicodemus en Jozef van Arimathea, die we uit het Nieuwe Testament kennen, waren leden van deze Raad. (Johannes 3:1; 7:50; 19:38,39; Mattheüs 27:57; Markus 15:43.)

Het nieuwe Sanhedrin in onze tijd

Na de verwoesting van de tempel heeft het Sanhedrin nog bijna 400 jaar4 in Tiberias (Galilea) doorgefunctioneerd. Het is opmerkelijk dat er sinds een paar jaar weer een Sanhedrin bestaat. Kort na de oprichting van de staat Israël, stelde de Minister van Godsdienstzaken, Rabbijn Yehudah Leib Maimon, voor om weer een Sanhedrin op te richten, maar dit liep op niets uit.

Al eerder had Napoleon getracht om een Sanhedrin te vormen. In 1807, verzamelde hij in Parijs 71 Joden, met inbegrip van 36 Rabbijnen, en verklaarde hen tot een Sanhedrin, maar dit verdween weer snel. Het was bovendien geen echt Sanhedrin omdat het zich niet in Israël bevond. In 2001 werd, op voorstel van Rabbijn Zvi Idan en President Katzav, de toenmalige president van Israël, verzocht om weer een Sanhedrin te vormen. In 2004, was het Sanhedrin van 71 personen compleet en op 7 februari 2005 kwam het Sanhedrin voor het eerst samen in Jeruzalem. In 2006 heeft het Sanhedrin op het Bijbelse feest der bazuinen, dat o.a. profetisch spreekt over de bazuinen in Openbaring, de Sjofar (bazuin) geblazen. In 2007 besloot het jonge Sanhedrin, dat inmiddels ook een eigen kudde schapen heeft, om op Pesach (het Pascha) in Jeruzalem twee Paaslammeren te slachten. Dit is voor het eerst dat er sinds de verwoesting van de tempel weer Paaslammeren op de berg Moria zijn geslacht5! In oktober 2007 heeft het Sanhedrin, voor het eerst sinds de verwoesting van de tempel in het jaar 70, de priesterzegen (Birkat HaKohaniem) weer uitgesproken op het tempelplein. Naast al deze dingen wordt er ook hard gewerkt aan voorbereidingen voor een nieuwe tempel. Inmiddels ligt bij het Tempelinstituut te Jeruzalem al veel daarvoor klaar.

De smicha

De leden van het Sanhedrin werden niet alleen beschouwd als gezaghebbend in de stoffelijke wereld, maar eveneens in de geestelijke wereld. Men geloofde dat wanneer drie mensen met een Smicha bij elkaar gingen zitten om recht te spreken, de Sjechina (de aanwezigheid van Gods heerlijkheid) vanzelf in hun midden was6. (Vergelijk dit met Mattheüs 18:20).

Gewone burgers hadden geen Smicha en bezaten daardoor geen sleutels (een beeld van macht en gezag) om rechtspraak te kunnen doen, oftewel om iets te kunnen ‘binden of ontbinden.’

Alleen iemand die een Smicha had ontvangen kon gerechtelijke en godsdienstige uitspraken doen en daarnaast huwelijken (ver)binden of ontbinden. (Het binden heeft dus helemaal niets te maken met het binden van Satan of demonen.)

Binden en ontbinden (in het Hebreeuws: Asar ve-hittir אסר והתיר en in het Aramees: Asar ve-sare אסר ושרי) werden in de tijd van het Nieuwe Testament veel als vaste uitdrukking6 gebruikt en betekenden in de praktijk van alle dag: toestaan of verbieden. Door de Smicha was iemand wettelijk bevestigd (geautoriseerd) om uitspraken te doen die bindend waren.

Sleutels van gezag

Hoewel de geestelijke leraren van Israël in de tijd van Jezus zowel de kennis bezaten van het Woord van God, als van de geestelijke wereld en Gods koninkrijk, gingen zij zelf het koninkrijk der hemelen niet binnen.

Bovendien namen zij de sleutel van de kennis van Gods koninkrijk weg en hen die er binnen wilden gaan belemmerden zij. Jezus zegt daarover:

Lucas 11:52 Wee u, wetgeleerden, want gij hebt de sleutel der kennis (van het Koninkrijk) weggenomen; zelf zijt gij niet binnengegaan en hen, die trachtten binnen te gaan, hebt gij tegengehouden.
Jezus bezat Zelf wel de sleutels6 van het koninkrijk. Niet doordat Hij een Smicha van mensen had ontvangen, maar doordat Hij gezalfd was met de Heilige Geest. In Mattheüs 28:18 zegt Hij: “Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde”.

Jezus draagt dit gezag (de sleutels en de kennis van het koninkrijk) over aan Zijn discipelen. Hij zegt in Markus 4:11: “Het is jullie gegeven te verstaan de verborgenheid van het Koninkrijk Gods…”.

In Mattheüs 16 zien we dat Jezus de autoriteit om dingen te binden aan Petrus geeft:

Mattheüs 16:19 “Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen (de hemelse gewesten), en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen (hemelse gewesten).

Zoals een Rabbi of lid van het Sanhedrin gezag overdroeg aan een leerling, ontving Petrus gezag van Rabbi Jesjoea (Jezus). Nu kon ook hij gezag oefenen en dingen binden7 en ontbinden8. Dit gezag was zelfs groter dan het gezag van de Farizeeën en overige leiders van Israël, want hij ontving zijn gezag van de Zoon van God. Later geeft Jezus dit gezag ook aan de overige discipelen (Mattheüs 18:18).

Voetnoten

  • Mishnah Sanhedrin 1B
  • Zie Numeri 11:16
  • Rabbi of Rabban (leraar) is sinds de laatste of voorlaatste eeuw vóór Christus de naam van een leraar van de Tora. Toen in de tijd van Jezus de invloed van de Torageleerden op het volk meer en meer toenam, werd ook het gebruik van die titel van de geleerden meer uitgebreid. In het begin werd slechts de leraar van een groep discipelen Rabbijn genoemd, later werd gelijdelijkaan iedere leraar tegenover de leken met “Rabbi” aangesproken. Belangrijke leraren werden “Rabban” of “Rabbanoe”, (= onze leraar) genoemd. De eerste leraar, die deze titel gehad heeft is de grote Gamaliël, de leermeester van Paulus. “Rabboeni”  (= mijn leraar) is niets anders dan de Galilese uitdrukking in plaats van Rabban. Jezus wordt 12 maal met Rabbi (mijn leraar) aangesproken en tweemaal met Rabban. In later tijd is in Europa vanuit “Rabbi” het woord “Rabbijn” ontstaan.
  • Tot rond het jaar 358 na Christus.
  • Het Sanhedrin is nog steeds in ontwikkeling en wordt nog niet door alle Joden erkend. Toen men begon om de Paaslammeren te slachten, heeft de politie ingegrepen, daar men vreesde dat het problemen zou veroorzaken bij de Arabische bevolking van Jeruzalem.
  • 6 In Jesaja 9:5,6 staat: “…  Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder…” en in Jesaja 22:22 … “En Ik zal de sleutel van het huis van David op zijn schouder leggen; en hij zal opendoen, en niemand zal sluiten, en hij zal sluiten, en niemand zal opendoen” (vergelijk Openbaring 3:7). De sleutel is een metafoor voor gezag. Sleutels waren in de oudheid zo groot dat ze op de schouder werden gedragen. Iedereen kon dus zien wie ‘waardig was’ om een stadspoort of een deur te openen.
    Asar (אָסַר) vinden we ook in de context van ‘vastbinden’ of ‘een gelofte afleggen’ (Ex. 14:6; Num. 30:1-11; Richt. 15:13) en in het Aramees als ‘verbieden/verbod’ (Dan. 6:7-15).
  • Binden is in het Grieks deo (δεω) – met het Strongnummer 1210. (Dit moet niet verward worden met het Latijnse Deo, dat God betekent). Deo betekent: binden, vastbinden, het ‘sluiten van een (huwelijks)verbond’, het ‘aanbinden’ (ook het ‘aanbinden van Gods geboden’) en binnen de Joodse context betekent het ook ‘iets verbieden’.
  • Ontbinden is in het Grieks luo (λυω) – met het Strongnummer 3089. Het betekent het ‘ontbinden van een (huwelijks)verbond’, het ‘vrijlaten’ van iemand, het ‘beëindigen van een bijeenkomst of een overeenkomst’, het ‘onwettig verklaren’ van iets, of iets ‘verbieden’. Het kan ook ‘vernietigen’ betekenen.

Woordenlijst

  • Tora / Torah / Thora

    (תורה)

    Aanduiding voor de 5 boeken (of de wet) van Mozes.

    Letterlijk: instructie. Tora is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord ‘jarah’ dat o.a. betekent: een doel raken, onderwijzen, maar ook regenen (Hosea 6:3). Het is een antoniem (tegenstelling) van het Hebreeuwse werkwoord ‘doel missen’ oftewel ‘zondigen’.
    Het woord Tora heeft een aantal verschillende betekenissen:

    1. Instructie, onderwijzing (spreuken 3:1).
    2. Een aanduiding voor de 5 boeken van Mozes, de Pentateuch. (Meestal vertaald met ‘Wet’ of ‘de Wet van Mozes’, zoals in Mattheüs 11:13: “al de Profeten en de Wet (= de Pentateuch) hebben geprofeteerd tot Johannes toe”.
    3. Soms een aanduiding voor het boek Deuteronomium (het boek der wet).
    4. Een boekrol met de 5 boeken van Mozes (sefer Tora).
    5. Het hele Eerste/Oude Testament (door Joden Tenach genoemd).
    6. De wet van Christus (1 Cor. 9:21, Gal. 6:2, Joh. 13:34,35)

    Naast de geschreven Tora kennen Joden de mondelinge Tora. Dat zijn de lessen en instructies die van vader op zoon zijn doorgegeven en die na de verwoesting van de tempel op schrift zijn gesteld in o.a. de Misjna.